DE CONTRACT ARBEIDERS WORDEN DOOR DE NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ BESCHOUWD ALS EEN VERVELENDE KOSTENPOST.
DE ARBEIDERS KOMEN IN OPSTAND ALS HUN LOON WEER EENS VERLAAGD WORDT
De suikerfabriek Mariënburg maakt flinke winst. De jaarlijkse kosten om de fabriek in bedrijf te houden zijn echter hoog en suikerprijzen fluctueren sterk. Als begin twintigste eeuw de suikerprijzen weer eens omlaag gaan vindt de maatschappij dat dat wel afgewenteld kan worden op de arbeiders, door de lonen te verlagen. Het loon van de contractarbeider was in die tijd 30 cent per dag, maar nadat de maatschappij de lonen van de arbeiders al eens had verlaagd naar 20 cent per dag kondigden ze een nieuwe verlaging aan naar 15 cent per dag. Directeur Mavor ging het persoonlijk aan de arbeiders vertellen, maar deze loonsverlaging wilden de arbeiders absoluut niet meer accepteren en ze komen spontaan in opstand. Voor 15 cent per dag wilden ze niet meer aan het werk gaan omdat ze daarmee niet eens meer voldoende eten zouden kunnen kopen voor hun gezin.
Dat was op 29 juli 1902. Directeur Mavor besloot ten einde raad en buiten medeweten van de maatschappij om, aan te bieden om de lonen weer wat te verhogen, maar het kwaad was al geschied. In een woedende aanval werd directeur Mavor, die vooral door zijn houding tegenover de vrouwelijk arbeiders toch al niet geliefd was, door arbeiders achtervolgd en in een soort blinde woede met hakmessen gedood.
De volgende dag, 30 juli 1902, komt het leger naar Mariënburg om de opstandige arbeiders weer aan het werk te krijgen. De arbeiders willen echter nog steeds niet aan het werk gaan en bij een grimmige confrontatie wordt daarop door de militairen gericht op de ongewapende arbeiders geschoten, waarbij 17 arbeiders worden gedood. Later overlijden nog eens zeven arbeiders aan hun verwondingen. Het zijn vrijwel allemaal Hindostanen.
Zogenaamd om nog meer onrust te voorkomen wordt door de overheid besloten dat de gesneuvelde arbeiders zelfs niet door hun eigen familie begraven mogen worden. De lichamen worden door militairen over de spoorlijn weggevoerd en in het geheim begraven in een massagraf, nadat de lichamen eerst zijn overgoten met ongebluste kalk. Pogingen om het massagraf terug te vinden zijn, ook recentelijk, nog altijd mislukt.
Sinds juli 2006 staat op het fabrieksterrein van Mariënburg een monument ter herdenking van de arbeiders die in 1902 zonder vorm van proces werden doodgeschoten.